Menu

Risicofactoren

Er is geen enkelvoudige oorzaak van dementie aan te wijzen, tenzij in geval van erfelijke vormen (de zogenaamde familiale belasting). Een genmutatie veroorzaakt dan de hersenziekte en een kind zal dan één kans op twee (autosomaal dominant) of één kans op vier (autosomaal recessief overdraagbaar) hebben om zelf ook drager te zijn van de genmutatie. Wel kennen we een aantal ‘risicofactoren’. Dit zijn omstandigheden die de ziekte in de hand kunnen werken, maar die elk op zich geen rechtstreekse oorzaak van dementie zijn. Veralgemeende risicofactoren voor dementie zijn: leeftijd, rookgedrag/eetgewoonten, wonen in de nabijheid van een drukke snelweg/luchtvervuiling/toxines, graad van opleiding, sociale interacties, overgewicht, hoge bloeddruk, depressie, suikerziekte en het apolipoproteïne E epsilon 3 of 4 allel. Dit laatste staat in verband met de vethuishouding. Het ‘APOE’ is een vetbindend eiwit dat als belangrijkste genetische risicofactor erkend werd bij alzheimer. Indien men drager is van twee epsilon 4 allelen of van de combinatie epsilon-4 en epsilon-3, is er tien tot dertig keer zoveel risico om de ziekte van Alzheimer te ontwikkelen vergeleken met dragers van het epsilon-1 of -2 allel.

Een bondig overzicht van risicofactoren:

Leeftijd is de belangrijkste risicofactor voor dementie. Daar kan men niets tegen doen. De kans op dementie neemt sterk toe met de leeftijd (Bron: Cijfers en feiten over dementie, maart 2015):

  • Ruim 10% van de mensen boven de 65 jaar heeft dementie.
  • Ruim 20% van de mensen boven de 80 jaar heeft dementie.
  • Ruim 40% van de mensen boven de 90 jaar heeft dementie.

Familiale belasting. Slechts in een beperkt aantal gevallen zijn hersenziekten als de ziekte van Alzheimer dominant erfelijk. Leden van een familie erven van één van hun ouders het deel van het genetisch materiaal dat de ziekte veroorzaakt. De ziekte treedt meestal in deze families op relatief jonge leeftijd op. Bij personen met dementie met een stamboom waarin erfelijke hersenziekten voorkomen, kunnen de gekende genmutaties worden opgespoord. Hiervoor is alleen een bloedafname nodig. Meestal zijn hersenziekten die tot dementie leiden niét erfelijk. Dementie heeft soms echter wel te maken met zogenaamde genetische risicofactoren. Dementie bij een ouder of een bloedverwant betekent dus niet automatisch dat je zelf een dementie zult krijgen, al is je risico wel groter.

Andere ziekten die het hele lichaam of specifiek de hersenen treffen: bijvoorbeeld diabetes of suikerziekte en de ziekte van Parkinson. Personen met de ziekte van Parkinson hebben een verhoogd risico om dementie te ontwikkelen, wat zeker niet betekent dat iedereen met een ziekte van Parkinson ook een dementie zal ontwikkelen. Hart- en vaatziekten, zoals hoge bloeddruk, beroertes en coronair hartlijden, verdienen een aparte vermelding. Deze aandoeningen hebben op hun beurt veel te maken hebben met de voeding.

De voeding en dan vooral het klassieke westerse dieet dat over het algemeen te veel calorieën en verzadigde vetten bevat. Niet alleen vasculaire dementie, maar ook de ziekte van Alzheimer wordt er mogelijk door in de hand gewerkt. De kansen op dementie worden kleiner naarmate je in verhouding meer vetten van het onverzadigde type consumeert, zoals in het mediterrane dieet. Ook overgewicht is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten en waarschijnlijk ook voor hersenziekten. Lichaamsbeweging is dan ook erg belangrijk.

Al deze risicofactoren zijn vrijwel nooit alleen verantwoordelijk voor het ontstaan van de ziekte van Alzheimer. Er is altijd een samenspel van verschillende (grotendeels nog onbekende) combinaties van genetische en niet-genetische factoren die samen leiden tot dementie.