Menu

Symptomen van ernstige Alzheimer-dementie

De ziekte van Alzheimer wordt gekenmerkt door een sluipend begin en een langzaam toenemende ontwikkeling van cognitieve stoornissen. Hoe verder de ziekte vordert, hoe ernstiger de symptomen worden. Dat proces is niet te stoppen, want de ziekte van Alzheimer is vooralsnog niet te genezen.

Het proces zoals hieronder omschreven is kenmerkend voor de ziekte van Alzheimer en in belangrijke mate voor vasculaire dementie.

In het begin waren er vooral en vrijwel uitsluitend problemen met het kortetermijngeheugen: een vergeetachtigheid die het gewone oversteeg en het leven in de maatschappij steeds moeilijker maakte. Vervolgens was er het door elkaar halen van heden en verleden en een verlies van oriëntatie in ruimte en tijd. Kortom: een grote verwardheid. Nu, jaren later, gaat ook het langetermijngeheugen verloren: de persoon met dementie raakt stilaan kwijt wat hij ooit aangeleerd kreeg, zelfs de dingen die hij een leven lang goed gekend en gekund heeft.

Veel van de omgeving wordt in deze fase vreemd en onherkenbaar voor de persoon met dementie. Vele mensen met dementie kunnen zich erg terugtrekken en niets doen of steeds dezelfde handelingen herhalen: stil voor zich uitstaren, murmelen, aan de kleren friemelen, klakken met de tong, mondbewegingen maken, met de vingers trommelen, zich aan- en uitkleden, op en neer gaan op de maat van een melodie enzovoort.

Daarnaast verliest de persoon met dementie het vermogen van de taal en herkent hij de vertrouwde omgeving, personen en spullen niet meer. De persoon met dementie is nu erg hulpbehoevend. In deze fase van dementie beginnen ook de lichamelijke vermogens achteruit te gaan. Zo worden bewegingen onzekerder.

Zelfs als men nog weet hoe de kleren aangetrokken moeten worden, krijgt men het vaak niet meer voor elkaar. Men verliest ook de vaardigheid om zich te wassen. Soms verkrampen de spieren, wat zich bijvoorbeeld uit in een ongewoon straffe handgreep. Vaak gaat de controle op stoelgang en urine verloren.

Een aparte vermelding verdienen de mogelijke evenwichtsstoornissen. Ze vergroten de valneiging en bijgevolg het risico op dijbeenhalsfractuur, wat op die leeftijd wel eens fataal durft aflopen. Dat geldt ook voor slikstoornissen, omdat het verslikken een - eveneens soms dodelijke - longontsteking kan veroorzaken. Bovendien ontstaat er een verminderde weerstand tegen infecties, zodat een relatief onschuldige infectie zware gevolgen kan hebben.

Dan is er, als de dementie voortschrijdt, niet zelden heel bizar gedrag: alles in de mond stoppen, blaadjes van planten eten, water uit de bloemvaas drinken, spelen met de eigen uitwerpselen enzovoort. Sommige dingen kunnen niet door de beugel of zijn gevaarlijk en daar dient dan een einde aan gesteld te worden. Maar vele dingen zijn alleen maar vreemd. Waarschijnlijk voelt de persoon met dementie er zich op de één of andere manier goed bij. In plaats van automatisch verbiedend en corrigerend op te treden, vraag je je wellicht beter telkens af of je het niet zonder meer kan laten gebeuren. Je houdt je dan gewoon waakzaam op de achtergrond.

De snelheid waarin de evolutie naar totale afhankelijkheid en mogelijk fatale verwikkelingen zich afspeelt, loopt sterk uiteen: van enkele jaren tot ongeveer 10 jaar.