Menu

Omgaan met personen met matige dementie

Nood aan houvast

Personen met dementie kunnen houvast vinden in voorwerpen (zoals een pop, een handtas, vertrouwde spullen van vroeger, …), vertrouwde plaatsen, personen (zoals de eigen kinderen) of rituelen (zoals de vaste plaats aan tafel, vaste gewoontes rond het eten of het slapen, ...). Je kan ook zaken uit het verleden gebruiken zoals foto’s, geuren, muziek enzovoort.

Personen met dementie hebben behoefte aan structuur. Variatie zorgt meestal enkel voor frustratie. Probeer daarom te werken met een vaste dagindeling. Ga bijvoorbeeld op hetzelfde uur wandelen op een vaste plaats.

Mijn moeder vraagt voortdurend om naar huis te gaan. Ik ga niet in discussie, want het heeft geen zin om daar tegenin te gaan. Ik vraag haar dan hoe het vroeger thuis was. Ik denk dat ze gewoon op zoek is naar een vertrouwde plaats.

De kunst van contact

Via de gesproken taal wordt het contact moeilijk. Dat wil niet zeggen dat je geen gesproken taal meer moet hanteren. Integendeel, als je tegen de persoon met dementie spreekt, geef de woorden dan meer gelegenheid om door te dringen: spreek traag en articuleer duidelijk. Gebruik ook korte zinnetjes, zodat er in de loop van het gesprek niet veel onthouden moet worden. En eis de aandacht op: hou oogcontact en blijf tijdens de conversatie in het gezichtsveld.

Laat het niet bij woorden, maar voeg er voortdurend gebaren en mimiek aan toe. De non-verbale communicatie is ontzettend belangrijk, omdat personen met dementie daar uiteindelijk meer aan zullen hebben dan aan de feitelijke gespreksinhoud. Wat gevoelens en gevoeligheid betreft: probeer te spreken met een zachte, warme, innemende stem. Dan is de kans groter dat de persoon met dementie zich ontvankelijk opstelt en niet in het verweer gaat.

Als de persoon met dementie iets wil zeggen, is het belangrijk dat je moeite doet om hem te verstaan. Daartoe zal je woorden en zinnen moeten aanvullen. Help de persoon met dementie om het zelf gezegd te krijgen en herhaal luidop wat je denkt begrepen te hebben. Dat geeft hem een goed gevoel. Gezien de verwardheid in tijd en ruimte zal de inhoud van wat er gezegd wordt in jouw ogen dikwijls weinig zinvol zijn. Dat mag je hoegenaamd niet laten blijken, want dan blaas je als het ware de bruggen van contact op. Je vraagt daarom nooit ‘waarom’, maar uitsluitend ‘wat’ en ‘hoe’. Vraag geen verantwoording, maar verduidelijking.

Je mag contact in de omgang met personen met dementie zeer letterlijk opvatten. Je geeft de persoon met dementie een hand, neemt hem bij de arm, drukt hem tegen je aan, ... Kortom, je geeft huidcontact. Wat ten zeerste aanbevolen wordt, is ‘spiegelen’: de houding en mimiek van de persoon met dementie een beetje na-apen. Door te doen wat de ander doet, keur je die ander goed. Het is een bevestiging van de ander als persoon. Je doet dat beter niet letterlijk als een spiegel, recht tegenover de ander, maar als een partner of gezel, naast de ander. Het is aanbevolen veel samen te doen en op dezelfde manier: samen eten, samen wassen, samen tanden poetsen enzovoort.

Binnentreden in de tijd van toen

De persoon met dementie is nu bezig om een eigen werkelijkheid te creëren die bestaat uit flarden van het verleden. Het heeft geen zin om de persoon met dementie nog te oriënteren naar het hier en nu. Omdat het erg moeilijk is of onmogelijk is om nog iets nieuws te leren.

Bijvoorbeeld: een bepaalde sfeer doet denken aan de tijd toen de kinderen naar school gingen. Voor de persoon met dementie is dat dan ook die tijd en dus gedraagt hij zich daarnaar. De vroegere huismoeder wil bijvoorbeeld dringend naar huis en aan het koken slaan. Ze wordt bijgevolg zeer ongeduldig. Hoe vang je dat op? Je bent geneigd die dwaling recht te zetten. Je krijgt haar onmogelijk bij de realiteit van nu, omdat het werkelijke ‘nu’ voor haar op een andere manier wordt beleefd. Je maakt haar nog ongeduldiger, omdat de kinderen elk ogenblik kunnen thuis komen en jij haar maar zit op te houden. Je goedbedoelde pogingen hebben dus een averechts effect.

Je hebt in feite geen andere keuze dan binnen te treden in die tijd van toen en een stuk ervan mee te beleven. Je mag echter geen komedie spelen. Personen met dementie hebben zoiets door, omdat hun gevoelswereld nog intact is. Het haalt bijvoorbeeld niet veel uit om te doen alsof je iemand aan de deur zet, terwijl er niemand is. Integendeel, ze voelen dat je vals speelt, je verliest hun vertrouwen en je maakt de situatie erger. Wat je best wel doet, is proberen te begrijpen wat er voor de persoon met dementie aan de hand is. Door in de tijd van toen binnen te treden, weet je - om het hiervoor vermelde voorbeeld terug op te nemen - dat moeder niet klaar is om de kinderen op te vangen en daarom onrustig is.

Je kan niet volledig inspelen op de situatie van toen, want die is er nu toch niet, maar wel op de gevoelens die ermee samenhangen, want die zijn er wel degelijk. Je vertelt moeder bijvoorbeeld dat ze zich niet ongerust hoeft te maken,want dat er nog tijd is en omdat jij er bent om mee voor alles te zorgen. Zo laat je de situatie in het hoofd van moeder zoals ze is, maar doe je wel iets aan de onrust en het ongeduld.

Een moeder die ‘s nachts dringend eten wil gaan kopen omdat ze niets in huis heeft voor wanneer haar kinderen thuiskomen, is vooral gespannen omdat ze zich voelt tekortkomen. Het helpt niet als je haar wil doen inzien dat het nacht is en dat er geen kinderen op komst zijn. Het helpt wel als je bijvoorbeeld belooft in haar plaats te gaan winkelen en haar verzekert dat alles er op tijd en stond zal zijn.

Tenslotte mag je niet uit het oog verliezen wat al eerder gezegd werd, namelijk dat personen met dementie zich in hun belevingswereld van vroeger vaak lange tijd goed voelen. Je bent dan beter geen spelbreker en laat liever rustig betijen.

Je kan het verleden zelfs inschakelen om rust en een goed gevoel te creëren: foto’s van vroeger bekijken, muziek van vroeger beluisteren, dingen van vroeger doen, samen koken, samen opruimen, ... Als familielid of mantelzorger kan je informatie over de levensloop van je naaste met dementie verzamelen en proberen daarop in te spelen.

TIPS:

  • Doe geen poging om de ingebeelde situaties uit het hoofd te praten.
  • Peil naar de gevoelens achter de verwardheid en speel daar op in.
  • Als de persoon met dementie zich in de ingebeelde situatie niet goed voelt, probeer dan te begrijpen wat er in het binnenste omgaat en speel daar op in.
  • Speel zo weinig mogelijk komedie, blijf eerlijk.
  • Gebruik dingen uit het verleden (foto’s, muziek, verhalen, bepaalde rituelen, ...) om rust en een goed gevoel te geven.

Tegen dolen en voor activiteit

Een persoon met dementie gaat wel eens op de dool. Sommigen doen het herhaaldelijk. De eerste en belangrijkste regel is: proberen te achterhalen wat er in het binnenste gebeurt, want daar vind je de aanzet tot het dolen. Dikwijls zal het neerkomen op: “Ik wil naar huis.” Dat vaak terwijl de persoon met dementie thuis ís.

Dat betekent dan evenwel dat de huidige omgeving geen thuisgevoel geeft en mogelijk zelfs enigszins beangstigend werkt. Daarom dien je op dat moment zelf geruststellend te praten en te handelen. Op termijn kan je dan weer proberen het huis méér ‘thuis’ te laten zijn: zo weinig mogelijk deuren en kasten op slot doen, foto’s van vroeger ophangen, geliefde muziek opzetten enzovoort.

Op zich is er aan dolen niets verkeerds. Je kan het dus laten gebeuren, tenminste als de veiligheid van de persoon met dementie niet in het gedrang komt.

Een voordeel van dolen is dat men aan fysieke fitheid wint. Bewegen in het algemeen is iets dat je liever niet afremt, maar stimuleert. Zowel lichaam als geest zullen er bij varen. Schep daarom zoveel mogelijk vrije ruimte, wat op zich uitnodigt tot bewegen, en organiseer vaste uitstappen. Je kan altijd familie en kennissen aanspreken om de persoon met dementie ook eens te begeleiden, zodat het niet allemaal op jou terecht komt.

Alle soorten activiteiten die nog binnen de mogelijkheden vallen zijn aan te raden, maar een bijzondere vermelding gaat naar dansen. Vele personen met dementie blijven er lange tijd opvallend goed in. Het heeft namelijk allemaal te maken met capaciteiten die lange tijd behouden blijven, zoals de gevoeligheid voor muziek en ritme.

Met aanmoedigen tot activiteit moet je evenwel voorzichtig zijn. Het stuit gauw op verzet. Daarom best wel aanmoedigen, maar niet echt aandringen. Verder kan je best alleen op bezigheden aansturen waarvan je weet dat de persoon met dementie ze goed aankan. Je kan interesse wekken met iets extra aangenaams en, zodra er een aanvang gemaakt is, goedkeurende en bevestigende signalen geven.

Nachtelijke onrust

Een probleem apart is de omkering van het dag- en nachtritme en het nachtelijk dolen. Mocht het voor de persoon met dementie zelf niet zo erg zijn, dan is het des te erger voor de samenwonenden. Ouderen in het algemeen en een aantal personen met dementie in het bijzonder kunnen de dag sterk doen gelijken op de nacht. Ze wisselen als het ware gewoon de zetel voor het bed. Je probeert daarom zoveel mogelijk activiteit in te bouwen in de dag.

Slapen is voor een stuk ook gewoonte. Je last daarom vaste rituelen in, zoals tanden poetsen, nog even muziek beluisteren en een wandeling maken. Maak het slapengaan aangenaam: prettige slaapkleding, voetverwarmers, een drankje, ... Je zorgt dat de slaapkamer altijd een beetje verlicht is: niet te veel, zodat het voor de persoon met dementie duidelijk nacht is, maar toch voldoende, zodat de contouren van de kamer zichtbaar blijven en er geen grillige, mogelijk angstaanjagende schaduwen vallen.

Als er ondanks al die moeite nog nachtelijk dolen optreedt, zijn veiligheidsmaatregelen gewenst: slapen op het gelijkvloers, geen losliggende matten of tapijten, opbergen van gevaarlijk keukengerei enzovoort. Blijft of wordt de situatie onhoudbaar, dan kan desnoods een beroep gedaan worden op medicatie.

TIPS:

  • Probeer te achterhalen vanuit welke gedachten en gevoelens de persoon met dementie op de dool gaat en speel daarop in.
  • Doe het huis sterk gelijken op de thuis van vroeger, bijvoorbeeld met foto’s.
  • Schep ruimte voor beweging, bijvoorbeeld door binnendeuren open te zetten en toegang te verschaffen tot de tuin.
  • Schakel een vast ritueel in vóór het slapengaan.
  • Maak het slapengaan prettig, bijvoorbeeld met voetverwarmers in bed.
  • Geef bij het slapengaan een veilig gevoel, bijvoorbeeld met een pop, knuffeldier of knuffeldeken.
  • Verlicht de slaapkamer zachtjes.
  • Plaats desnoods het bed op het gelijkvloers; verwijder losliggende matten en tapijten; berg gevaarlijk keukengerei op.
  • Zorg voor activiteiten overdag, liefst in de buitenlucht.
  • Nodig uit om dingen te doen, maar dring niet aan.
  • Organiseer vaste uitstappen, zoals naar de bakker.
  • Koppel aan een activiteit iets extra aangenaams, zoals een kopje koffie onderweg.
  • Stop met een activiteit van zodra je merkt dat de persoon met dementie het beu wordt.
  • Vraag eventueel medicatie tegen nachtelijke onrust.

Verwardheid opvangen en zo mogelijk voorkomen

Zoals reeds eerder gezegd, confronteer je personen met dementie niet met de ongerijmdheid van wat ze zeggen of doen. Als dingen verkeerd lopen, begin je niet te kijven, kritiseren of discussiëren, omdat dat kan overkomen als afwijzing. Je leidt hen af uit situaties die moeilijk dreigen te worden, zoals het niet herkennen van iemand, het vastrijden in een gesprek, het niet weten wat te kopen in een winkel enzovoort.

Je stelt vertrouwde dingen uit het verleden aanwezig, zoals foto’s, geuren, muziek, ... Je geeft voorwerpen mee die een gevoel van geborgenheid scheppen, zoals een pop, een knuffeldier of een knuffeldekentje. Ze kunnen grote diensten bewijzen op verplaatsing en bij het slapengaan.

Er dient vooral voorzichtig omgesprongen te worden met bepaalde medicatie. Zij zijn vaak de druppel die de emmer doet overlopen. Een kleine dosis kalmeer- of slaapmiddelen bijvoorbeeld kan bron zijn van grote verwardheid. Je mag dus nooit op eigen initiatief medicatie toedienen.

Op het moment van een verwardheidscrisis probeer je altijd in de wereld van de persoon met dementie binnen te treden en van daaruit rustgevend op te treden.

TIPS:

  • Peil naar de gevoelens achter de verwardheid en speel daar op in.
  • Begin niet te kijven, kritiseren of discussiëren.
  • Bied zo snel mogelijk hulp in moeilijke situaties (gesprek, winkelen, ...).